In december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gebruik van forfaitaire regelingen voor het vaststellen van het box 3-inkomen in de Wet inkomstenbelasting 2001 in strijd is met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het forfaitaire stelsel hield geen rekening met het werkelijke rendement op het vermogen van belastingplichtigen, waardoor met name spaarders vaak te veel belasting betaalden.
In juni 2024 heeft de Hoge Raad nadere rekenregels gegeven voor het vaststellen van het werkelijke rendement. Daarbij moet het gehele box 3-vermogen worden meegenomen, inclusief banktegoeden, spaargeld en beleggingen. Het werkelijke rendement omvat zowel directe opbrengsten (zoals rente, huur en dividend) als indirecte opbrengsten (zoals gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van bezittingen, bijvoorbeeld de WOZ-waarde van woningen). Het rendement wordt jaarlijks bepaald en er is geen verliesverrekening met andere jaren mogelijk. Kosten zijn in principe niet aftrekbaar, behalve de rente op schulden in box 3.
Als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement, moet de belastingaanslag worden verminderd zodat alleen belasting wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om dit lagere rendement aan te tonen
Naar aanleiding van deze uitspraken biedt de Belastingdienst belastingplichtigen de mogelijkheid om hun werkelijke rendement door te geven, zolang de aanslagen nog niet definitief vaststaan. Dit kan vanaf juli 2025 met het formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’ (OWR). Belastingplichtigen ontvangen hierover vanaf oktober 2024 een brief met uitleg over de vervolgstappen. Het formulier is bedoeld voor de belastingjaren 2017 tot en met 2024, mits de aanslagen nog niet onherroepelijk vaststaan. Vanaf het belastingjaar 2025 wordt de mogelijkheid tot tegenbewijs geïntegreerd in de reguliere aangifte inkomstenbelasting.
De details van deze procedure zijn vastgelegd in het wetsvoorstel ‘Tegenbewijsregeling box 3’, dat momenteel bij de Tweede Kamer ligt. De regeling geldt met terugwerkende kracht voor aanslagen vanaf 2017, mits tijdig bezwaar is gemaakt of een verzoek om ambtshalve herziening is ingediend
Wat moet ik doen?
Belastingplichtigen moeten zelf controleren of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement volgens de huidige regels. Dit houdt in dat zij per jaar moeten berekenen wat de daadwerkelijke renteopbrengsten, huurinkomsten, opbrengsten uit effecten en waardeontwikkelingen (het verschil tussen 1 januari en 31 december) zijn geweest, evenals welke rente er is betaald over eventuele leningen.
Voor veel mensen is dit een ingewikkelde en tijdrovende taak, vooral als zij hier niet mee bekend zijn. Het kan daarom nodig zijn om een specialist, zoals een belastingadviseur, in te schakelen. Dit brengt extra kosten met zich mee en een specialist is mogelijk niet direct beschikbaar.
Noot: Het antwoord is gebaseerd op de bij ons bekende wetgeving en jurisprudentie per de hierboven aangegeven datum.